Ik moet twee keer vier dagen trainen om kajuitzeilbootinstructeur te worden. En dat is zwaar, want ik ben vanaf  7 uur ’s ochtends tot 10 uur ’s avonds in touw. Overdag op het water en ’s avonds nog theorie in het kantoor van de zeilschool. Het niveau en het tempo liggen hoog. Aanmeren, afvaren, box in, box uit, man-over-boordmanoeuvre op motor en op zeil en nog veel meer. De laatste avond van deze trainingssessie is het nachtexamen. Samen met twee mede instructeurs in opleiding bereid ik de tocht voor. We hebben de coördinaten gekregen van het punt wat we moeten vinden in het donker zonder gebruik te maken van de navigatiesystemen. We spreken af dat we onderling om het kwartier rouleren van schipper, navigator en maat. Verhalen gaan de ronde dat bij de overdracht aan de volgende schipper de te varen koers in het geluid van de wind en de golven niet goed doorkomt. En dat menig tocht daardoor niet bij de gewenste bestemming is uitgekomen.

Vol goede moed varen we weg. Er gebeurt van alles onderweg, de examinator verzint meerdere gebeurtenissen. Hij laat ons nog een man-over-boordmanoeuvre uitvoeren. In het donker is dat lastig, maar de stootwil (dat is de zogenaamde drenkeling) hebben we snel weer aan boord. We rouleren volgens het tijdschema en vinden de betreffende coördinaten. Dan varen we weer richting de haven, het moeilijkste is achter de rug denken we.
Ik kijk op de klok. Het is tijd om te wisselen en neem de navigatie over. De huidige navigator roept iets tegen me en wijst op de kaart: “we zijn ongeveer hier”. Heb je het gezien? Ik zeg ja en neem plaats achter de kaarten tafel. We zijn dicht bij de vaargeul en moeten daar van koers veranderen om in de vaargeul te blijven. Dit is van belang omdat het buiten de vaargeul te ondiep is om te varen. Ik steek mijn hoofd naar buiten, maar de boeien van de vaargeul zijn onverlicht. Alleen in de verte in allerlei richtingen zie ik groene en rode lichten. Maar waar is de vaargeul……?Een paar keer check ik de kaart met buiten, maar het lukt me niet snel genoeg om te kijken waar we zijn. De stress slaat toe, we moeten niet vastlopen. De schipper roept iets: zijn we al in de vaargeul? Zij begint ook te stressen. De schipper roept weer: “Zal ik de boot stilleggen?” “Ja”, zeg ik, “leg de boot stil want ik weet niet waar we zijn.” Een paar seconden later hoor ik een schrapend geluid en liggen we in 1 ruk stil. We zijn vastgelopen en….gezakt voor het nachtexamen.Een paar weken later loop ik weer op de zeilschool rond. De medewerker van de zeilschool draagt een aantal planningen over aan één van medewerksters. Deze gaat er meteen aan de slag, maar haar gezicht betrekt snel. Er blijken voor een aantal boekingen geen schippers geregeld te zijn en deze zeilcursussen zijn al op korte termijn. Door kantoor schalt al snel: “Godsamme, dit is niet een overdracht van werk, maar de overdracht van een probleem”.

Bij de organisatie waar ik een groot verandertraject begeleid sinds oktober vorig jaar hebben ze iemand voor vast aangenomen die dit traject gaat trekken. Ik zal dus gaan afronden en…..overdragen aan de nieuwe verandermanager. Ik wil dat de verandering doorgaat, succesvol wordt en niet vastloopt. De nieuwe verandermanager moet starten met successen in plaats van problemen. Een goede overdracht is cruciaal.